LUISTERT NU 24 OP 24 NAAR RADIO WITLOOF (BONHEUR), ons eigen piraten-radiostationneke.
Want we gaan voorbij aan geluid, chaque heure - RADIO WITLOOF (BONHEUR).
TOFFE plaatjes kunt gij aanvragen bij diverse uitzendingen door 'n maileke te sturen naar: radio@witloof.nl.
De meest opmerkelijke bewegende beelden van België, elken' dag verse nieuwe herbewerking…
Addicted Kru Sound (kortweg AKS) is een Belgische band/DJ-groep uit Leuven die een mix van breakbeat, funk, drum 'n bass, dubstep en electro speelt. De band bestaat uit vijf leden en wordt daarnaast vaak bijgestaan door zangeres Lola (Laura Groeseneken). Ook Selah Sue heeft regelmatig met de band opgetreden.
Addicted Kru Sound heeft in opdracht van Jamie Lidell een officiële remix gemaakt en samen met Syndaesia een officiële remix voor Wu-Tang Clan gemaakt[1]. Daarnaast treedt de band live op en draaien ze DJ-sets. Zo stonden ze op grote festivals als Lowlands, Dour, Pukkelpop, Laundry Day en Tomorrowland.
In april 2011 verscheen hun eerste single Give It Back (uitgegeven onder de naam AKS & Lola door het label Forma.T Records). 30 april 2012 brachten ze via YouTube "Round & Round" uit.
Françoise Hardy (Parijs, 17 januari 1944) is een Franse zangeres en actrice.
Françoise Hardy tekende haar eerste contract met het platenlabel Disques Vogue in november 1961. In april 1962, kort nadat ze eindexamen had gedaan, verscheen haar eerste album Oh oh Chéri, met het titelliedje geschreven door Johnny Hallyday's schrijfduo. Het nummer Tous les garçons et les filles werd een groot succes en er werden er 2 miljoen van verkocht. Ze had lang haar en droeg meestal jeans met een leren jasje en begeleidde zichzelf op de gitaar. De internationale impact van Tous les garçons et les filles, alsmede die van Hardy's uiterlijk en presentatie leidde ertoe dat de zangeres medio jaren zestig door sommigen werd gepresenteerd als 'Frankrijks antwoord op The Beatles'.
Hardy zong soms in het Engels, Italiaans, Spaans, en Duits. In 1963 vertegenwoordigde ze Monaco bij het Eurovisiesongfestival met L'amour s'en va en bereikte de vijfde plaats. In 1968 ontving ze de Grand Prix du Disque Académie Charles Gros.
In 1981 trouwde ze met haar oude vriend en collega Jacques Dutronc, met wie ze al een zoon had, Thomas Dutronc (1973). In mei 2000 had ze een comeback met het album Clair Obscur. Haar zoon speelde gitaar en haar man zong het duet Puisque vous partez en voyage. Iggy Pop en Étienne Daho deden ook mee. Ze woont tegenwoordig in de buurt van Parijs.
Paul François Ernest Delvaux [Antheit, 23 september 1897 – Veurne, 20 juli 1994] was een Belgische kunstschilder. Hij werd vaak ondergebracht bij het Belgische surrealisme, maar aanvaardde deze verwijzing niet. Hij vond deze interpretatie van zijn werk te eng, te formalistisch en vooral te oppervlakkig. Hij wilde gewoon "een poëtisch realisme" creëren en daarin bereikte hij een ongekende hoogte en internationale bekendheid.
Zijn vader was advocaat te Brussel en de jonge Paul was voorbestemd voor de architectuur. Hij volgde daartoe de Brusselse Academie, maar kreeg tezelfdertijd een opleiding in het schildersatelier van Constant Montald, net als zijn tijdgenoot René Magritte.
Hij werd voor het eerst opgenomen in een groepsexpositie bij "Le Sillon", in 1924. Hij werkte enige jaren in de omgeving van Bosvoorde, naar een permekiaans-expressionistische weergave. Op de "Foire du Midi" te Brussel in 1932 kreeg hij de schok die zijn kunst verder zou bepalen, bij zijn bezoek aan het rariteitenkabinet in het "Musée Spitzner". In 1934, bij zijn kennismaking met het werk uit 1926 van Giorgio de Chirico, op de Minotaurus-expositie, onderging zijn stijl een beslissende ommekeer: de poëet Delvaux stak van wal.
Op 1 januari 1933 stierf zijn moeder, die "zijn eerste liefde" [zijn "Tam"] nooit had aanvaard. Datzelfde jaar vernietigde hij meer dan 100 van zijn vroegste werken. Hoewel niet bepaald opgetogen over de surrealistische schilderijen van Magritte, stelden beide meesters in 1936 toch gelijktijdig ten toon in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Hier bleek al duidelijk dat Delvaux zijn eigen weg ging, naar het poëtische toe, wel met surrealistische onwaarschijnlijkheden.
Zijn vader stierf in 1937. In dat jaar trouwde hij met Suzanne Purnal. Het huwelijk werd echter een emotioneel fiasco. Ontgoocheling en eenzaamheid werden een zodanige bron van inspiratie, dat hij in deze periode zijn allerbeste werk creëerde. 1938 werd een uitzonderlijk vruchtbaar jaar. Hij exposeerde op de "Exposition Internationale du Surréalisme", georganiseerd door Marcel Duchamp, te Parijs in januari. In juni was hij op eenzelfde tentoonstelling te Amsterdam, ditmaal georganiseerd door André Breton en Paul Eluard. Te Londen was hij te zien in de London Gallery van Edouard Mesens. Hij ontving nog de Prix de l'Académie Picard en reisde voor het eerst naar Italië.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde hij te exposeren. In de winter van 1944-45 kreeg hij, in het Paleis voor Schone Kunsten, zijn eerste grote retrospectieve. De Belgische cineast Henri Storck maakte de film "Le monde de Paul Delvaux". In 1947 ontmoette hij te Sint-Idesbald opnieuw en totaal onverwacht zijn eerste geliefde Anne-Marie De Martelaere, zijn "Tam". Hierop verliet hij zijn vrouw. Hij huwde Tam tenslotte op 25 oktober 1952.
Hij werd professor aan de "Ecole Nationale de la Cambre" te Brussel in 1950 en realiseerde in 1952 het muurfresco in de Kursaal van Oostende. In 1954 nam hij deel aan de XXVIIste Biënnale van Venetië. De Italiaanse Reggio Emilia-prijs viel hem te beurt in 1955. In 1956 reisde hij naar Griekenland, het land van zijn zo vaak geschilderde tempelgalerijen. Op 5 juli werd hij opgenomen in de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
10 jaar later ontving hij de Belgische Staatsprijs voor zijn gezamenlijk kunstwerk en werd hij benoemd tot Voorzitter van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Vanaf 1966 woonde hij al de helft van het jaar in het Park te Veurne. Henri Storck realiseerde in 1971 een nieuwe film: "Paul Delvaux ou les femmes défendues", ditmaal naar een draaiboek van René Micha.
De Franse Académie beloonde hem als "Officier de l'Ordre des Arts et des Lettres de France" in 1972.
In 1973 ontving hij de Rembrandt-prijs van de Johann Wolfgang von Goethe-Stiftung te Bazel. Tezelfdertijd organiseerde het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam zijn grote overzichtstentoonstelling. Deze expositie werd hernomen, het jaar daarop, in Japan, in de Nationale Musea van Tokio en van Kioto. In het Beurs-metrostation, te Brussel, maakte hij de monumentale wandschildering, in 1978. Dat jaar werd hij ook ereburger van de stad Veurne.
De Brusselse Université Libre nam Paul Delvaux op als Doctor Honoris Causa in 1979. De Amerikaanse pop-kunstenaar Andy Warhol ontmoette Delvaux te Brussel, in 1981, en maakte een reeks portretten van de schilder.
Op 26 juni 1982 werd te Sint-Idesbald het Paul Delvaux Museum geopend. In de 10 jaar voor zijn dood volgden nog exposities in Parijs, Ferrara, München, Tokio, Osaka, Yokohama en Himeji.
De iconografie van het werk van Delvaux waaraan hij zijn bekendheid ontleent, valt moeilijk te doorgronden. Niet alleen omdat de schilder zich in dat opzicht zelden expliciet heeft uitgelaten over de door hem gebruikte motieven, maar ook omdat deze dan nog voor velerlei uitlegbaar blijven. Vrouwelijke naakten met grote droomogen, menselijke skeletten, ouderwetse treinen en wagons, stations en klassiek aandoende gebouwen zijn wel de voornaamste elementen van zijn gebruikte beeldentaal. Na verloop van tijd werden ongebruikelijke combinaties als bijvoorbeeld elektriciteitspalen tussen Griekse tempels niettemin gemeengoed als deel van een droomwereld, die ondanks haar uitgesproken naturalistische karakter uitermate vervreemdend aandeed.